Vijf stappen naar een wintervogeltuin
Januari en februari zijn moeilijke maanden voor vogels. In de winter komen veel vogeltjes in Nederland van de bossen en het platteland naar de stad. Daar is namelijk meer voedsel. Vijf tips om ze naar jouw tuin te lokken:
1. Plant vogelvriendelijke planten die beschutting en eten geven. Met beshoudende, bladhoudende struiken verwen je de vogels. Vuurdoorn, hulst en liguster bijvoorbeeld blijven groen. Ze geven de vogels genoeg te eten en ook nog een beetje beschutting. Leuk ook voor jezelf, want de tuin blijft groen.
2. Maak extra schuilplekken van snoeihout of afgevallen takken, zodat ze een lekker wegkruipplekje hebben bij extreme kou.
3. Hang alvast je vogelkastje op. Daar gaan ze wel schuilen bij een harde regen- of onweersbui. Misschien vinden ze het zo fijn dat ze blijven voor de lente.
4. Vriest het? Schaaf wat ijs (met de hand of in een blender) en zet dit neer in een grote brede schaal. Daarnaast kan je op een voedertafel wat eten neerleggen voor de vogels die komen drinken.
5. Hang ook wat vogelsnacks buiten het zicht, bijvoorbeeld in de struiken. Dan kunnen schuwe vogels ook heerlijk eten, zonder dat ze in het openbaar hoeven te verschijnen.